Een aantal veelvoorkomende taal- en stijlfouten hebben te maken met het bronnenonderzoek dat je voerde. Hieronder vind je een paar belangrjike fouten die je kan proberen te vermijden:

De formulering leunt te dicht aan bij de brontekst
Probleem: Je vindt het moeilijk om een goed geformuleerde zin te herschrijven in je eigen tekst waardoor je dicht bij het origineel blijft.
Oplossing: Zorg voor afstand van je tekst, zowel letterlijk als figuurlijk. Dat doe je door pauzes in te lassen in het schrijfproces (en dus ook goed op tijd aan je tekst te beginnen) en door de brontekst weg te leggen wanneer je aan het schrijven bent. Je zorgt dat je eerst helder weet wat je wil schrijven voordat je het neerpent. Herbekijk de pagina's over parafraseren van eerder in deze module voor nog handige tips.
Je hebt een stijlbreuk
Probleem: Er is sprake van een stijlbreuk wanneer er binnen eenzelfde tekst wordt overgegaan van een bepaalde schrijfstijl op een andere. Zo'n verandering doorbreekt de vlotheid van de tekst, kan voor onduidelijkheid zorgen en legt onbedoelde klemtonen. De vaakst voorkomende stijlbreuken vormen de overgang tussen: formeel en informeel taalgebruik, objectieve en subjectieve formulering, een vlotte academische beschrijving met voldoende lange zinnen en een directe toelichting in korte zinnen of verschillende kleine blokjes tekst waarbij de schrijfstijl op verschillende manieren wisselt binnen eenzelfde hoofdstuk.
Oplossing: Bij het schrijven van een tekst is het steeds een goed idee om een tekstschema op te stellen. Je zal de gevonden literatuur immers eerst verwerken volgens jouw eigen interpretatie en nagaan op welke manier die klopt in de rest van je logische opbouw van de tekst. Neem dan ook de originele literatuur er niet bij wanneer je begint te schrijven, maar probeer de samenvatting ervan in je hoofd te houden. Zo creëer je afstand van de inhoud en de tekst. Zorg er eveneens voor dat je voldoende extra tijd inlast (liefst een paar dagen) voor je je tekst indient, zodat je die even kan laten rusten en met een frisse blik kan herbekijken voordat je hem indient. Niet alleen stijlbreuken zullen je dan meer opvallen, ook spelfouten of problemen met de vormgeving zijn dan duidelijker.
Je gebruikt te veel/te weinig vakterminologie
Probleem: Wanneer je je niet bewust bent van het doelpubliek, formuleer je een tekst al snel te complex of net veel te eenvoudig. Soms schrijven studenten relatief spreektalig maar proberen ze dan toch het niveau op te krikken door hier en daar een formeel of vaktaalwoord in te voegen.
Oplossing: Bepaal in eerste instantie voor welk publiek je tekst geschreven moet worden en bedenk daarbij welke woorden je al dan niet zou moeten definiëren of omschrijven. Neem ook opnieuw vaak genoeg afstand van je tekst. Concentreer je voor een langere periode op een ander stuk tekst voor je het huidige stuk verder herwerkt. Je kan ook inspiratie opdoen in de Vlaamse scriptiebank om te kijken hoe andere studenten het aanpakken. Wees wel steeds kritisch voor de teksten die je daar vindt.
Je maakt opvallend veel taal- en stijlfouten
Probleem: Het is moeilijk haalbaar om een volledig foutloze tekst in te dienen. Ook bij je professoren zal je hier en daar misschien wel eens een foutje kunnen opmerken. Het is echter wel problematisch wanneer de taal- en stijlfouten zo opvallend zijn of veelvuldig voorkomen, dat ze storend zijn voor de lezer.
Oplossing: Bekijk de module Taal- en stijlfouten voor nog andere fouten die je best probeert te vermijden in je schrijftaken.